dinsdag 28 juni 2016

De zonen van Petrus Jacobus Olieux in het Nederlandse leger deel 2 - proloog 'De Loting'

Francois Olieu, geboren in Gullegem op 27 december 1803 is de tweede zoon van Petrus Jacobus Olieux (1769-1852) die we gaan volgen tijdens zijn militiedienst.Zijn 7 jaar oudere broer Petrus Jacobus hebben we in het vorige deel gevolg naar Oost-Indië.Joannes Ludovicus die 6 jaar ouder is, komt ook in aanraking met het Nederlandse leger,maar die ga ik pas als derde behandelen.
 
In 1822 wordt Francois 19 en moet hij zich aanbieden voor de jaarlijkse loting.Er worden 56 mogelijke miliciens ingeschreven in het militieregister van Gullegem van dat jaar, 44 van de klasse van 1822 en 12 die in vorige klasses voorlopige vrijstelling hebben gekregen.
 
 
 
 
Iedere gemeente moet een aantal miliciens leveren, in evenredigheid met hun bewonersaantal.
 
 
 
Uit de 'Grondwet, met opzigt tot de Nationale Militie" 27 februari 1815
 
 
 
Francois trekt het nummer 20.De eerste 12 nummers worden in volgorde van leeftijd toegekend aan de personen die al uitstel kregen.Bij het overlopen van deze 12 komen we de diverse redenenen voor voorlopig of definitief uitstel te weten.
 
1.Arnoldus Joseph Vanackere, Gullegem 15/08/1794 (trok nr.7 in 1818), werkman, krijgt opnieuw één jaar uitstel omdat zijn broer in dienst is.
2.Petrus Deprez, Gullegem 07/01/1800 (trok nr. 16 in 1819), werkman, krijgt opnieuw een jaar vrijstelling als enige zoon van een weduwe, die in haar onderhoud moet voorzien.
3.Petrus Ludovicus Steelant, Wevelgem 10/09/1800 (trok nr. 17 in 1819), dienstbode wordt definitief vrijgesteld omdat hij te klein is.
4.Seraphin Joseph Vanhée, Gullegem 19/04/1800 (trok nr. 27 in 1819), kleermaker, ook definitieve vrijstelling wegens zijn te korte lengte.
5.Louis Francis Vandamme, Gullegem 09/12/1801 (trok nr 21 in 1820) ,werkman, vrijstelling voor een jaar omdat hij te klein is.
6.Joannes Emanuel Huysentruyt, Gullegem 08/11/1801 (trok nr 31 in 1820), werkman, voor een jaar vrijgesteld als enige zoon van een weduwe.
7.Joannes Francis Bekaert, Gullegem 09/05/1801 (trok nr. 33 in 1820), wever, voor een jaar vrijgesteld omdat hij een zwak gestel heeft.
8.Eugenius Delannoy, Gullegem 04/01/1801 (trok nr. 29 in 1820 ), timmerman, eerder vrijgesteld voor een broer in dienst, moet nu in dienst, op 15 maart bij de 16e afdeling infanterie (in Ieper of Menen)
9.Ives Vandewalle, Gullegem 05/01/1802 (trok nr. 27 in 1821), werkman, vrijgesteld voor een jaar voor een broer in dienst.
10.Charles Ignace Lecluse, Gullegem 25/04/1802 (trok nr. 28 in 1821), timmerman, het jaar ervoor afgekeurd omdat hij te klein was, moet nu in dienst, op 15 maart bij de 16e afdeling infanterie.
11.Louis Clays, Gullegem 18/10/1802 (trok nr. 21 in 1821) , spinner , voor een jaar vrijgesteld omdat hij te klein is.
12.Joseph Pyfferoen ,Gullegem 11/12/1802  (trok nr. 25 in 1821), spinner ,een jaar vrijstelling, te klein.
 
Twee personen worden dus definitief vrijgesteld, acht krijgen opnieuw een jaar vrijstelling en twee moeten toch nog in dienst.
 
Vanaf nummer 13 volgt dus de klasse van 1822, geboren in 1803.Francois trekt van zijn klasse met nummer 20, het achtste nummer.
 
13.Jacques Baptiste Defoort - Gullegem 25/03/1803 - wever - defintieve vrijstelling voor kliergezwellen in zijn hals.
14.Joannes Ignatius Vermeersch - Gullegem 31/01/1803 - werkman - een jaar vrijstelling als enige zoon van een weduwe
15.Petrus Franciscus Verfaillie -  Gullegem 13/03/1803 - wever -een jaar vrijstelling als enige zoon die zijn ouders onderhoudt
16.Joannes Ignatius Lagae - Gullegem 14/10/1803 - wever - goedgekeurd - moet in juni naar de 6e afdeling infanterie in Brugge
17.Petrus Joannes Dupon - Gullegem 01/07/1803 - wever - een jaar vrijstelling omdat hij te klein is.
18.Romanus Gheysen - Gullegem 11/09/1803 - wever - definitieve vrijstelling omdat zijn linkerbeen 'krom gebogen' is.
19.Joannes Mestdagh - Heule 19/08/1803 - wever - goedgekeurd - op 4 mei naar de 6e afdeling infanterie in Brugge
20.Francois (Franciscus) OLIEU - Gullegem 27/12/1803 - wever - goedgekeurd - op 4 mei naar de 6e afdeling infanterie
21.Josephus Dominicus Vanbelle - Gullegem 09/02/1803- wever - goedgekeurd - op 4 mei  naar de 6e afdeling infanterie.
22.Nicodemus Ludovicus Lagae - Gullegem 01/03/1803 - wever - een jaar vrijstelling omdat hij te klein is.
23.Petrus Jacobus Lintzeele - Gullegem 06/10/1803 - wever - een jaar vrijstelling omdat hij te klein is.
24.Petrus Franciscus Pannecoucke - Hulste 06/08/1803 - daghuurman -goedgekeurd - op 4 mei naar de 6e afdeling infanterie
25.Leo Josephus Deprez - Gullegem 07/08/1803 - wever - goedgekeurd - op 4 mei naar de 6e afdeling infanterie
26.Ludovicus Haerinck - Gullegem 30/04/1803 - dienstbode  -goedgekeurd - op 4 mei naar de 6e afdeling infanterie
27.Ludovicus Bernardus Nolf - Gullegem 02/03/1803 - daghuurman - een jaar vrijstelling als enige zoon (zal in 1827 toch in dienst gaan als vervanger)
28.Eugenius Ludovicus Deryckere - Gullegem 09/02/1803 - wever - een jaar vrijstelling omdat hij te klein is - is ook enige zoon
29.Joannes Baptiste Lecoutre - Gullegem 15/12/1803 - wever - goedgekeurd - op 4 mei naar de 6e afdeling infanterie
30.Petrus Joannes Delaere - Gullegem 04/07/1803 - wever - een jaar vrijstelling als enige zoon.
31.Petrus Josephus Delaere -  Gullegem 07/07/1803 - wever - moet niet in dienst.
32.Petrus Franciscus Vandesteene - Gullegem 10/03/1803 - dienstbode - definitief afgekeurd voor gezwellen aan zijn benen.
33.Jacobus Verhulst - Gullegem 26/12/1803 - dienstbode - moet niet in dienst.
34.Ludovicus Depretre - Gullegem 11/05/1803 - dienstbode - moet niet in dienst
35.Jacobus Vanlerberghe - Gullegem 02:02:1803 - dienstbode - moet niet in dienst.
36.Leonardus Baeckeland - Gullegem 22/08/1803 - werkman - moet niet in dienst.
37.Eugenius Josephus Vanbellen -  Gullegem 12/07/1803 - wever - moet niet in dienst.
38.Joannes Vansteenkiste  - Gullegem 30/01/1803 - landbouwer - moet niet in dienst.
39.Romanus Franciscus Huysentruyt - Gullegem 31/08/1803 - wever - moet niet in dienst.
40.Petrus Jacobus Gheysen  - Gullegem 05/03/1803 - wever - moet niet in dienst.
41.Joannes Franciscus Vanbelle - Gullegem 24/02/1803 - wever - moet niet in dienst
42.Jacobus De Graeve - Gullegem 24/10/1803 - wever - moet niet in dienst.
43.Petrus Joannes Verhulst - Gullegem 06/10/1803 - landbouwer - moet niet in dienst.
44.Petrus Francucus Demullie - Gullegem 29/12/1803 - dienstknecht - moet niet in dienst.
45.Joannes Franciscus Deworme - 11/03/1803 - wever - moet niet in dienst.
46.Joannes Baptiste Verlinde - Gullegem 02/01/1803 - wever - moet niet in dienst.
47.Joannes Franciscus Sabbe - Gullegem 09/02/1803 - paardesmid - moet niet in dienst.
48.Petrus Josephus Verhulst - Gullegem 02/07/1803 - dienstknecht - moet niet in dienst.
49.Franciscus Ludovicus Coussement - Gullegem 04/01/1803 - landbouwer - moet niet in dienst.
50.Eugenius Josephus Vandamme - Gullegem 08/02/1803 - werkman - moet niet in dienst.
51.Leo Noppe - Gullegem 14/02/1803 - landbouwer - moet niet in dienst.
52.Ludovicus Castelein - Gullegem 22/12/1803 - werkman - definitief vrijgesteld voor 'vermagering van de rechterarm.
53.Joannes Baptiste Declercq - Gullegem 17/12/1803 - werkman - moet niet in dienst.
54.Felix Franciscus Holvoet - Dadizele 26/12/1803 - dienstknecht - moet niet in dienst
55.Petrus Augustinus Debon - Gullegem 07/12/1803 -  wever - zoon van Francis en Maria Joanna OLIEU (Maria Joanna is een achternicht van vader Petrus Jacobus Olieux).
56.Joannes Leonatdus Lepere - Gullegem 05/02/1803 - dienstknecht - moet niet in dienst.
 
Een overzicht van de 56 ingeschrevenen:
 
22 krijgen een vrijstelling van ofwel één jaar of definitief: 
- 9 omdat ze als enige zoon in het onderhoud moeten voorzien
- 6 zijn te klein
- 5 wegens medische oorzaken (gezwellen enz..)
- 2 omdat een broer al in dienst is
 
24 moeten niet in dienst omdat hun lotnummer te hoog is (31 of hoger).Ze worden ook niet medisch gekeurd.Alleen diegenen die duidelijk een handicap hebben worden onmiddellijk defintief afgekeurd.
 
 10 moeten in dienst gaan
- 2 naar de 16e afdeling infanterie in Menen of Ieper (lichting 1820 en 1821)
- 8 naar de 6e afdeling infanterie in Brugge (lichting 1822)
 
Vader Petrus Jacobus Olieux heeft geen geluk.Na zijn oudste zoon die wel een hoog nummer trok maar toch dienst nam als plaatsverwisselaar, trekt zijn jongere zoon nu een laag nummer en moet ook hij in dienst.In 1822 heeft hij ook al meer dan 5 jaar geen nieuws meer ontvangen van of over zijn oudste zoon.Na de loting kunnen de 'hoge nummers' en uitbundig feesten,
 
We kijken even wat er gebeurt met de 9 mannen die  naast Francois Olieu ook in dienst moeten - tussen haakjes het lotnummer
 
-Eugenius Delannoy (8) - op 17 maart 1822 ingeschreven bij de 16e afdeling infanterie - op 10 maart 1827 eervol ontslagen.
-Charles Ignace Lecluse (10) - op 17 maart 1822 ingeschreven bij de 16e afdeling infanterie - op 10 maart 1827 eervol ontslagen.
 
-Joannes Ignatius Lagae (16) - op 4 mei 1822 ingeschreven bij de 6e afdeling infanterie - op 25 maart 1823 uit het leger ontslagen - Joannes Francis Van Outrive die nummer 31 heeft getrokken in de lichting van 1823 ( et dit nummer moet hij niet verplicht in dienst) in Gullegem 'remplaceert' hem.
-Joannes Mestdagh (19) - op 4 mei 1822 ingeschreven bij de 6e afdeling infanterie - op 10 maart 1827 eervol ontslagen.
-Josephus Dominicus Vanbelle (21) - op 4 mei 1822 ingeschreven bij de 6e afdeling infanterie - op 10 maart 1827 eervol ontslagen.
-Petrus Franciscus Pannecoucke (24) - op 4 mei 1822ingeschreven bij de 6e afdeling infanterie - mag naar huis wegens ziekte en overlijdt op 21 oktober 1825 in het huis van zijn vader in Lendelede.
-Leo Joseph Deprez (25) - op 4 mei 1822 ingeschreven bij de 3e afdeling infanterie - op 10 maart 1827 eervol ontslagen.
-Louis Haerinck (26) - op 4 mei 1822 ingeschreven bij de 6e afdeling infanterie - op 10 maart 1827 eervol ontslagen.
-Jean Baptiste Lecoutre - op 4 mei 1822 ingeschreven bij de 6e afdeling infanterie - op 10 maart 1827 eervol ontslagen.
 
 
 
 
Zeven doen dus zonder problemen hun 5 jaar dienst en worden daarna eervol naar huis gestuurd.Eén wordt ziek tijdens zijn dienst en overlijdt thuis.En één laat zich na 11 maanden vervangen.Dan hebben we tenslotte nog Francois Olieu.Dit had een korte blog kunnen zijn als hij net als de anderen vijf jaar dienst had gedaan en dan eervol werd ontslagen.Het loopt echter helemaal anders.Wat er geburt met Francois, zien we in het volgende bericht.
 
 
 Over de Loting
 
Ieder jaar werd door het gemeentebestuur een lijst opgemaakt van de mannen die 19 werden.Die werden daarna opgezonden naar de Gouverneur van de provincie.
 
Die bepaalde wanneer de loting plaats had in de hoofdplaats van het militiekanton.Ten laatste 8 dagen voor de loting moesten de alfabetische registers teruggezonden worden naar de diverse gemeentebesturen die ook op de hoogte werden gebracht van de datum van de loting.De loting moest uiterlijk op 1 maart plaatsvinden.
 
Gullegem behoorde tot het 52e militiekanton, Moorsele.
 
Na ontvangst van de registers moesten de gemeenten die ter inzage leggen van de belanghebbenden.Ze moesten ook zo vlug mogelijk alle ingeschrevenen op de hoogte brengen van het tijdstip van de loting, door publicatie en het zenden van een gedrukte of schriftelijke brief naar henzelf, hun ouders of voogd.
 
Op de opgegeven datum begaven de lottrekkers zich dus naar de hoofdplaats van het militiekanton.
 
In het lokaal waren een  militiecommissaris en twee leden van het bestuur van de gemeente van de lotelingen aanwezig.Verder nog een officier en twee onder-officieren van de Nationale Militie, die de personen die geloot hadden moesten meten, en voor de orde instaan.Alleen de lottrekkers van één gemeente mochten in het lokaal aanwezig zijn voor de loting.Familie of de lottrekkers van de andere gemeentes waren niet toegelaten.
 
Daarna bracht de militiecommissaris de lottrekkers op de hoogte dat ze alleen vrijstelling voor één jaar of defintieve vrijstelling konden krijgen voor de diverse redenen die door de wet werden vermeld.Verder dat het ook mogelijk was een plaatsvervanger aan te duiden, of van nummer te wisselen.En tenslotte dat alle bewijzen voor het aanvragen van een vrijstelling binnen de 5 dagen aan het gemeentebestuur moesten afgeleverd worden, die deze binnen de tien dagen na de loting aan de militiecommissaris moest bezorgen.
 
 
Daarna werden er evenveel als er ingeschrevenen waren, lotnummers geschreven in cijfers en letters en geparafeerd door de militiecommissaris, op vierkante biljetten.Die werden daarna opgerold en in een trommel of ander doorzichtig voorwerp opgeborgen.Er werden echter zoveel van de laagste nummers niet toegevoegd, als er lottrekkers waren van vorige lichtingen, die een nummer hadden getrokken waarmee ze dienst moesten nemen, maar vrijstellijng hadden gekregen voor één jaar.Daarna begon de loting.Iedere ingeschrevene, in alfabetische volgorde, moest een lot trekken.Indien de ingeschrevene zelf niet kon aanwezig zijn en een volmacht had gegeven aan één van zijn ouders, een voogd, of een 'respectabel bestaand kende persoon' mocht die dat in zijn plaats doen.
 
 
 
 
Iedere lottrekker werd daarna met zijn nummer ingeschreven in het lotingsregister.Hij werd vervolgens gemeten en gevraagd of  hij redenen had voor een eventuele vrijstelling.De loting was daarna afgelopen.Nadat hij het register terug ontvangen had van de gemeente, onderzocht de militiecommissaris alle gevallen afzonderlijk en maakte vrijstellingscertificaten op, waarna deze samen met het register verzonden werden naar de gouverneur.
 
Per gemeente werd daarna het aantal militairen dat volgens het bevolkingscijfer dienst moest doen aangeduid.
 
Dit lotingssysteem werd ook nog na de onafhankelijkheid van België gehandhaafd en pas in 1909 afgeschaft.België was daarma één van de laatste landen die dir verfoeide systeem afvoerde.De willekeur ervan en vooral het achterpoortje van plaatsvervangers en plaatswisselaars, waarvan alleen de rijken gebruik konden maken, werden gehaat.In 1850 verscheen 'De Loteling' van Hendrik Conscience, In het boek volgen we Jan Braems, een arme boerenzoon, die in ruil voor geld toch in dienst gaat, en vervolgens door de ellendige omstandigheden in het leger, blind wordt.

 
 
                                           
                                In de loop van de jaren keerden ook de kranten zich steeds meer tegen de loting
 
 
 
 
 
 
                                         Anderen verdienden geld met het regelen van een plaatsvervanger.
 
 
 
Loting 1811 in de franse periode - gravure Elisabeth Barbara Schmetterling naar een tekening van Haaje Pieter Oosterhuis
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten