donderdag 9 mei 2019

Achille Olieu deel 5 - in het Verzet

Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers opnieuw België binnen. Achille is 48 en heeft in 1931 de bakkerij in de Bolwerklaan in Sint-Joost-ten-Noode overgelaten. Hij heeft een huis laten bouwen in de Pagodenlaan in Laken en woont daar in nr 427 samen met zijn ongehuwde zuster Rachel en  dochter Simonne, ondertussen bijna 12.  (zie Bakkers in Brussel )

Hieronder: Achille met zijn dochter Simonne



Achille is sedert juni 1936 ereluitenant en zal deze keer geen dienst doen in het Belgisch leger. Maar hij is niet van plan zomaar werkloos toe te zien en werkt al vlug samen met verzetsorganisaties. Hij kent heel wat oudmilitairen die het de Duitsers zo moeilijk mogelijk willen maken. Dat gaat van antipropaganda tot sabotage. Achille zal echter ook helpen bij het opvangen en verbergen van geallieerde piloten en Belgen die door de Gestapo gezocht worden. Enkele van de piloten die hij helpt onderduiken zijn gekend.

We verplaatsen ons daarvoor eerst naar Hombeek een dorp dicht bij Mechelen (en nu een deelgemeente ervan) dat in de oorlogsjaren een 3000-tal inwoners heeft. In Mechelen wordt in mei 1905 Adolf Nobels geboren. Op 29 mei 1929 wordt hij tot priester gewijd. Hij is daarna iets meer dan een jaar onderpastoor in Heverlee, een maand in Geldenaken en daarna bijna 5 jaar in Borsbeek. Op 2 juni 1937 wordt hij aangesteld in Hombeek. Bij de mobilisatie wordt hij aalmoezenier bij het 5e Linieregiment. Op 28 mei 1940 wordt hij gevangengenomen door de Duitsers die hem op 10 juni terug laten vertrekken naar zijn parochie Sint-Martinus in Hombeek.

Hij mag dan een geestelijke zijn, maar Adolf is vastbesloten zijn steentje bij te dragen om de Duitsers dwars te zitten. In 1942 wordt hij officieel erkend als geheim agent. 



Twee jaar voordien is zijn 8 jaar jongere zuster Marie Lucie in Mechelen gehuwd met Fernand Verkaeren. Fernand is geboren in Vilvoorde en is de zoon van Christian Verkaeren die al in 1919 overleden is en van Jeanne Adèle De Greef. Jeanne is de zuster van de in 1928 overleden Berthe De Greef , de vrouw van Achille Olieu. Achille en Adolf kennen elkaar dus, en hebben ongetwijfeld gesprekken gehad over wat ze kunnen doen om het de bezetters van hun land moeilijk te maken.

In augustus 1942 dient zich een gelegenheid aan waarbij ze allebei kunnen helpen. Het wordt voor Adolf  Nobels ook zijn eerste verzetsdaad. In het noorden van Engeland stijgt op dinsdag 11 augustus in Middleton-St. George om 21 uur een Handley Page Halifax op. Het einddoel is Mainz. Boven Keulen wordt het vliegtuig geraakt door het Duitse afweergeschut. Piloot William Lunan denkt dat het toch nog mogelijk zal zijn terug in Engeland te geraken en keert om. Twintig minuten later worden ze aangevallen door een Duitse gevechtsjager en opnieuw geraakt, waarna ze hun parachute gebruiken en vanop een hoogte van 300 meter uit het vliegtuig springen. Twee bemanningsleden worden gedood en vier gevangengenomen.

De Canadees Athur Edward Fay, radiooperator, bereikt ongedeerd de begane grond en begraaft daarna vlug zijn parachute. Hij zet het daarna op een lopen in noordelijke richting en verbergt zich 2 uur later in een bos in de omgeving van Itegem, waar hij rond 6.30 's morgens wordt opgemerkt door 2 kinderen. Ze gaan hun ouders verwittigen die ter plaatse gaan en Arthur Fay meenemen naar hun huis. Om 23 uur haalt een onderwijzer hem op met de fiets en brengt hem naar de hoeve van Jan Heremans in de Bosweg in Heist-op-den-Berg. Fay blijft daar ondergedoken tot 14 augustus. 



Die dag komt de onderwijzer terug en leidt Fay naar Richard Bastijns (die woont dan in de Bergstraat 221). Richard Bastijns, een belastingsbediende drukt samen met een paar vrienden sluikbladen met antipropaganda sedert het eind van 1940. In september 1941 richt hij op vraag van het Onafhankelijkheidsfront een afdeling op in Heist-op-den-Berg, die vooral bestaat uit oudstrijders. Hij heeft ook contact met andere verzetsorganisaties die helpen piloten te ontsnappen. Eén daarvan is Comète (verder meer over deze organisatie). 

Hieronder: Richard Bastijns - Hij wordt op 2 november 1943 aangehouden en overlijdt rond 8 februari 1945 in het concentratiekamp van Gross-Rosen.



Ook onderpastoor Nobels heeft contact met Comète. Op 15 augustus vertrekken Richard Bastijns en Arthur Fay om 5 uur 's morgens met de fiets naar Mechelen. Daar nemen ze de trein naar Vilvoorde, waar Adolf Nobels hen opwacht. Hij brengt Fay daarna naar zijn zuster Marie Lucie die daar met haar man Fernand Verkaeren in de Vlaanderenstraat 43 woont. Hij verblijft daar twee dagen. Achille  Olieu komt Fay op 17 augustus ophalen en neemt hem mee naar zijn woning in de Pagodenlaan 427 in Laken. 



Hieronder: Foto in de Pagodenlaan 427 augustus 1942. We zien van links naar rechts Simonne Olieu, de dochter van Achille (op 18 augustus een dag nadat Edward Fay bij hen is toegekomen is het haar 14e verjaardag) Achille Olieu, Arthur Fay en Rachel Olieu, de zus van Achille die bij hem woont. Na de oorlog bezorgt Achille een afdruk van de foto aan Arthur Fay.


Fay blijft een week bij Achille. (Op de achterkant van de foto noteert hij dat hij er 2 weken verbleef. Er zijn na de oorlog wel meer tegenstrijdige verklaringen van de piloten die tijdens hun onderduik- en ontsnappingsperiode gedesorienteerd raken en niet echt bezig zijn met data.). Na Achille vangt mecanicien Carl Servais die in augustus 1942 in de Stevens-Delannoystraat in Laken woont Arthur Fay op, samen met  de Pool Kazimierz Rowicki die op 6 mei met zijn parachute is neergekomen in Lesve in de provincie Namen en sindsdien ondergedoken is. Fay verblijft er tot 2 september.


Die dag neemt hij de trein naar Parijs mer Rowicki en een paar andere piloten. De 27 jarige Marguerite 'Peggy' Van Lier die ook lid is van de organisatie Comète vergezelt hen. Na aankomst in Parijs verblijft hij een viertal dagen in de villa van Frédéric De Jongh in Saint-Maure-des-Fossés, ten zuiden van Parijs. Daarna nemen ze samen met een aantal andere piloten de trein tot in Saint-Jean-de-Luz. Ze krijgen daar tot 5 september onderdak bij Ambrosio San Vicente. Die dag vertrekken ze rond 9.30 met een Baskische gids die hen naar een boerderij vlak bij de Frans-Spaanse grens brengt. 



Hierboven: 
Arthur Fay (derde van links staande) op 5 september 1942, kort voor zijn vertrek, in het huis van Ambrosio San Vicente in de Rue Salogoïty 7 in Saint-Jean-de-Luz. Links naast hem zien we Jeanine De Greef en haar moeder Elvire Berlemont. Elvire en haar man Fernand De Greef vluchten na de invasie van de Duitsers uit België en vestigen zich met hun dochter Jeanine en zoon Fréderic in Villa Voisin in Anglet , een 20-tal km ten noorden van Saint-Jean-de-Luz. Fernand werkt voor de Duitse Kommandantur en kan zo inlichtingen doorspelen aan het verzet. Samen met zijn zoon Fréderic zorgt hij voor valse identititeispaieren voor de piloten. Moeder Elvire, in het verzet gekend als 'Tante Go', helpt met haar dochter Jeanine de piloten de Pyreneeën en de grens oversteken.

Zittend zien we de Brit Albert 'Bee Johnson' die bij de familie De Greef in Anglet verblijft.  In mei 1940 werkt hij in Brussel voor het Internationaal Olympisch Comité en vindt onderdak bij de familie De Greef. Hij helpt ook de piloten de Pyreneeën oversteken. Rechts van hem zit de 21 jarige Canadees Errol Price, bemanningslid van de Handley Page Halifax die in de nacht van 5 op 6 augustus bij hun terugkeer van een missie naar Bochum, in de nabijheid van Zwolle door een Duits gevechtsvliegtuig wordt neergehaald.  Naast hem Thomas Broom, 28 en Brit, die op 25 augustus met zijn parachute landt in de omgeving van Westmalle. Tenslotte de Pool Kazimierz Rowicki wiens vliegtuig al 4 maand voordien in de nacht van 5 op 6 mei werd neergehaald in Lesve niet ver van Namen. Broom en Rowicki zijn samen met Arthur Fay uit Brussel vertrokken.

Het wordt de 22e passage van de verzetsorganisatie Comète. De gidsen die hen over de Pyreneeën moeten brengen zijn Robert Johnson en Florentino Goïcoechea. Op 6 september worden ze onderschept en beschoten door Spaanse douaniers en Fay en Price worden gevangengenomen. Ze worden een week in het gemeentehuis van Irun, net over de Spaanse grens opgesloten en daarna overgebracht naar Miranda de Ebro, 154 km zuidelijker waar ze herhaaldelijk ondervraagd worden. Ze lossen geen details over hun ontsnapping en worden tenslotte op 28 oktober vrijgelaten, waarna ze hulp krijgen om enkele dagen in het hotel Mora in Madrid te logeren. Op 1 november vertrekken ze naar Gibraltar waar ze op 7 november met een Dakota worden overgevlogen naar Portreath in het uiterste zuiden van Engeland.

De beide Canadezen worden in 1943 onderscheiden met een Distinguished Flying medaille.



Tot zover het verhaal van Arthur Fay, de eerste piloot die door Achille Olieu wordt opgevangen. Een andere vliegenier die bij Achille onderduikt is de Australiër Edmund Thomas Heap. Zijn vliegtuig wordt in de nacht van 8 op 9 september 1942 na een raid op Frankfurt neergehaald in Rambrouch in het Groothertogdom Luxemburg. 



Alleen Edmund Heap en John Griffiths kunnen ontkomen. Heap verbergt zich in een dennenbos in de omgeving van Martelange, juist over de grens. Via Michel Dernoeden uit Martelange wordt Jean Meyers, die samenwerkt met de verzetsorganisatie 'Luc', verwittigd. Hij bezorgt Edmund Heap burgerkledij en neemt hem mee naar zijn huis in Heinstert. 

Een dag later wordt Heap verborgen op de boerderij van Alphonse Schmit in het nabijgelegen Nobressart. Op 17 september fietsen Meyers, Schmit en Heap 's morgens vroeg naar het station van Habay-la-Vieille, waar Jean Meyers en Edmund Heap samen de trein nemen naar Brussel. Heap wordt door verzetsstrijder Robert Dalechamp overgebracht naar Patricia Paterson in Elsene en daarna naar architect Arthur De Groeve in Sint-Jans-Molenbeek. Arthur staat in contact met Achille Olieu  en op 19 september brengt hij Heap naar zijn huis in de Pagodenlaan in Laken. Daar is die morgen ook de Brit Robert Frost aangekomen. Beiden verblijven bij Achille tot 22 september. 

Jean Delvaux, een agent van De Groeve brengt de twee daarna naar de woning van Elisabeth Feraille en Elisabeth Liegois in Sint-Joost-ten-Noode. Ze vertrekken daarna met de trein naar Parijs. Op 6 oktober reizen ze door naar Saint-Jean-de-Luz en op 9 oktober steken ze de Pyreneeën over. Het is de 26e passage van Comète. Op 12 oktober bereiken ze Gibraltar en op 31 oktober landen ze in Portreath. 

Ook Thomas Heap wordt beloond met de Distinguished Flying Medal.

Hieronder: Uit de Canberra Times van 10 februari 1943.




Achille Olieu vangt dus ook op 21 september de Brit Robert Frost op. Die is vier dagen voordien in de nacht van 16 op 17 september met zijn parachute neergekomen in een veld bij Kapellen. In de gemeente klopt hij aan bij een huis waar toevallig de burgemeester woont en krijgt er eten. De schoonzoon van de burgemeester brengt hem 's avonds met de fiets naar Tienen. Daar vindt hij onderdak bij een dokter. Op 19 september zet men hem op de trein naar Brussel en hij krijgt instructies om op de trein een man in de gaten te houden en te volgen. Die spreekt hem buiten het station in Brussel aan en brengt hem naar de woning van Achille Olieu.

Achille verklaart later dat het Arthur De Groeve is die Frost naar zijn huis brengt. Die komt die dag dus 's morgens langs met Frost en later op de dag met Heap.  Frost steekt samen met Edmund Heap de Pyreneeën over (26e passage van Comète) en Frost vliegt op 24 oktober terug naar Engeland.

Hieronder: In 1966 komen oudleden van Comète en piloten die door hen werden geholpen samen in Brussel. Foto van de dan 43-jarige Robert Frost en zijn medebemanningslid William Brazill.



De laatste piloten waarvan geweten is dat ze bij Achille Olieu verblijven zijn de Amerikanen Donald Boyd en Wallace Soderbergh. Op 30 juli 1943 stijgen ze op in een  Boeing B-17G-Flying Fortress vanaf Knettishall in Engeland. Boyd is mitrailleur achteraan in het vliegtuig en Soderbergh zorgt voor het werpen van de bommen. Hun missie is de fabrieken van Waldau Fieseler in Kassel waar vliegtuigen worden gebouwd te bombarderen. Bij hun terugkeer worden ze boven Antwerpen geraakt door het Duitse afweergeschut. De piloot geeft opdracht het vliegtuig te verlaten en dat crasht in de Bosstraat in Berlaar, waarbij de hoeve Van Hove wordt vernield. De bemanningsleden komen met hun parachute neer in de omgeving van Rijmenam en Putte. 

De meeste bemanningsleden worden gevangengenomen door de Duitsers maar Boyd en Soderbergh kunnen ontkomen. Boyd verbergt zich in een gracht tot de nacht valt. Hij klopt daarna aan op een hoeve. De boer spreekt geen Engels maar kan op zijn kaart aanduiden waar hij zich bevindt. Hij krijgt er wat brood en melk maar mag niet blijven. 's Anderendaags ziet hij bij het wakker worden in een veld een aantal mannen werken. Hij trekt hun aandacht en één ervan haalt een jonge vrouw, Jessie Turnbull erbij. Ze is geboren in Brighton in Engeland, in 1936 gehuwd met een Belg en woont in Rijmenam in de Hoogstraat, waar haar man schoenmaker is. Ook Jules Op De Beeck uit Putte die samen met zijn broer Jef actief is in het verzet biedt hulp. Boyd verblijft daarna een paar dagen in de woning van Jessie Turnbull.

Jules Op De Beeck neemt ondertussen contact op met Theo Geets (24) commandant van de afdeling Hombeek van het Geheim Leger. Die verwittigt onderpastoor Adolf Nobels die Boyd onderbrengt bij Alphonse Van Campenhout, de concierge van het parochiecentrum van Hombeek. Hij verblijft er tot 14 augustus. De 15e begeleidt Jean Mertens, een agent van Geets, Boyd naar het huis van Achille Olieu in de Pagodenlaan in Laken, waar hij zijn medebemanningslid Soderbergh terugziet. 



Hieronder: Boyd en Soderbergh 


Soderbergh wordt na de crash geholpen door Aline Dumont die sedert de arrestatie van haar ouders en zus in augustus 1942 voor de verzetsgroep Comète werkt. Ze wordt gezocht en moet voortdurend verhuizen. Ze zorgt ervoor dat Soderbergh ondergebracht wordt bij kennissen van haar. Op 15 augustus veblijft hij dus al bij Achille.

Ondertussen zijn de Duitsers onderpastoor Adolf Nobels op het spoor. Twee dagen voordien is hij op 13 augustus ondergedoken. Pastoor Nys laat daarna alles uit de kamer van Nobels verbranden. Op 15 augustus wordt Jean Mertens nadat hij Boyd heeft afgeleverd bij Achille gearresteerd. Nobels blijft zich eerst een paar dagen verbergen in Hombeek en duikt dan onder bij Achille Olieu. Hij blijft er tot 12 september.

Hieronder: Foto van Adolphe Nobels in burger (midden ) met rechts Achille Olieu. Achille bezorgt later een afdruk van de foto aan Donald Boyd die bovenaan de foto de namen noteert. Links zien we Mousset, waarschijnlijk Raymond Mousset die ook piloten hielp en in de Quai de la Voirie woonde in Brussel.



Op 28 augustus neemt Arthur De Groeve de twee Amerikanen over. Een paar dagen later nemen ze samen met een negental andere piloten de trein om vanaf Saint-Jean-de-Luz de oversteek te maken over de Pyreneeën. Ze worden vergezeld van een drietal gidsen. Ze hebben allemaal valse papieren en geven zich uit voor een voetbalploeg. Worden ze overmoedig nu ze al een hele tijd uit handen van de Duitsers gebleven zijn? Ze verlaten op 4 september onderweg de trein om in een restaurant te gaan eten. Een Fransman vindt ze verdacht en verwittigt de Duitsers. Ze worden in het restaurant door een tiental Gestapo officieren aangehouden.

Donald Boyd wordt overgebracht naar de Dulag Luft (een transitkamp voor de luchtmacht) in Oberursel en daarna geïnterneerd in Stalag XVIIB in Krems-Geneixendorf in Oostenrijk, een 80 tal km ten noordwesten van Wenen. Wallace Soderberg wordt na ondervraging in Oberursel overgeplaatst naar Stalag Luft III in Sagan (nu Zägan in Polen). Beiden overleven en kunnen na de oorlog terugkeren naar de USA.

Alleen William Hooker het derde bemanningslid van hun gecrashte vliegtuig die kon ontkomen lukt het om terug in Engeland te geraken. Hij heeft nadat hij als laatste uit het vliegtuig springt geen contact meer met Boyd en Soderbergh en komt vervolgens in Mechelen, Brussel, Charleroi en terug in Brussel terecht. Hij maakt op 3 oktober de passage met Comète. Het is hun 60e passage.

Op 12 september zijn de valse papieren voor onderpastoor Adolf Nobels waarmee hij door Frankrijk kan reizen klaar en kan hij bij Achille vertrekken. Zijn nieuwe naam is Jean-Marie Lanic, 40 en geboren in Lorient in Bretagne. Hij woont in Pencran en is handelsingenieur. Hij heeft een (vals) certificaat (bescheinigung) bij, afgeleverd door de burgemeester van Pencran, waarmee hij door de 'Küstensperrzone' mag reizen. Dit certificaat vermeldt echter dat hij in Pencran geboren is ipv Lorient.


Verpleegster Nadine Beaujean die ook voor het verzet werkt, begeleidt Adolf door Frankrijk, over de Pyreneeën, en door Spanje naar Lissabon, waar hij onderdak vindt bij een Vlaamse priester. Op 16 december 1943 brengt een Engels vliegtuig hem naar Engeland, waar hij dienst neemt bij de Belgische brigade Piron. Adolf Nobels gaat op 7 augustus 1944 met de brigade aan land in Courseuilles-sur-Mer in Normandië en loopt op 27 oktober ernstige verwondingen op bij Thorn niet ver van Maastricht. Hij verblijft daarna tot 21 januari 1945 in het Brugmann ziekenhuis in Brussel.

Achille werkt dus samen met verscheidene organisaties. We kijken eerst even naar de verzetsorganisatie Comète die de piloten en andere bemanningsleden van vliegtuigen opvangt, helpt onderduiken en ze zoveel mogelijk veilig over de Franse grens brengt, waarna ze in Gibraltar of Lissabon kunnen teruggevlogen worden naar Engeland. 

Hieronder: De Comète-lijnen door Frankrijk en Spanje.


Oprichting 'Comète'

Andrée De Jongh geboren in Schaarbeek in 1916 is de dochter van Frédéric De Jongh, schooldirecteur in Schaarbeek. Vader Frédéric vertelt haar tijdens haar jeugd dikwijls over Edith Cavell die in WOI geallieerde piloten hielp ontsnappen. Na de inval van de Duitsers gaat Andrée De Jongh die als decoratrice werkt aan de slag als hulpverpleegster in het Sint-Janshospitaal in Brugge. Ze krijgt al vlug het idee om ook piloten te helpen en in het voorjaar en de zomer 1941 werkt ze haar plan uit samen met Arnold Deppé.

Ze gaat op zoek naar mensen die piloten willen verbergen of die kunnen helpen bij het maken van valse papieren. Er is ook geld nodig om dit project te financieren. In augustus 1941 reist ze door Frankrijk en Spanje naar het Engels consulaat in Bilbao, om de Britten te overtuigen mee te werken aan een ontsnappingslijn. Ze wordt eerst met veel wantrouwen onthaald maar kan de Engelsen tenslotte toch overhalen. Zij zullen de kosten dragen, de lijn zoveel mogelijk beschermen tegen de Spaanse overheid en de vluchtelingen en piloten naar Engeland vliegen. De lijn staat eerst bekend als de Déedéelijn maar krijgt later de naam 'Comète'.


Ze zet een heel netwerk op van vertrouwenspersonen. Velen daarvan worden tijdens de oorlog gearresteerd, overgebracht naar een concentratiekamp of onmiddellijk gefusilleerd. Haar vader Frédéric wordt op 7 juni 1943 verraden door de infiltrant Jacques Désoubrie geboren in Luigne en gearresteerd in de Gare du Nord in Parijs door de Gestapo. Hij overlijdt op 28 maart 1944 voor het vuurpeloton in het Fort van Mont Valérien in de omgeving van Parijs. 

Andrée zelf wordt een vijftal maand voor haar vader opgepakt in Urrugne, dicht bij Saint-Jean-de-Luz. Op 13 januari 1943 vertrekt ze 's avonds samen met haar vader Frédéric en drie piloten, William Greaves, Stanley Hope en Percy Ross uit Parijs naar Bayonne. Het stormt en omdat het in dit weer te moeilijk zal worden voor Frédéric De Jongh om de bergen over te steken blijft hij achter in Bayonne. De anderen vertrekken met de fiets naar Urrugne naar de boerderij van Francia Usandizaga. Daar deelt gids Florentino Goïcoechea mee dat het weer te slecht is om de overtocht te wagen. Er moet gewacht worden tot de storm voor bij is om aan de 34e passage te beginnen en de nacht wordt doorgebracht in de boerderij.

s' Morgens op 15 januari is de storm gaan liggen en er wordt beslist dat ze die avond de tocht over de Pyreneeën gaan maken. Rond de middag horen ze het geluid van een aantal auto's en even later stormen een tiental gendarmes de hoeve binnen. Iedereen wordt gearresteerd.

Hieronder: De boerderij van Francia Usandizaga waar ook Andrée De Jongh wordt aangehouden.


Andrée wordt in verscheidene gevangenissen opgesloten voor ze naar Duitsland gedeporteerd, waaronder de gevangenis van Bayonne, die de bijnaam 'La Villa Chagrin' kreeg, het Fort du Hâ in Bordeaux, de gevangenis van Fresnes in de nabijheid van Parijs en de gevangenis van Sint-Gillis. Wanneer ze uiteindelijk toegeeft de oprichter te zijn van de Comète-lijn weigeren de Duitsers haar te geloven. Ze wordt overgebracht naar het concentratiekamp voor vrouwen in Ravensbrück, 85 km ten noorden van Berlijn en later getransfereerd naar Mauthausen. Hoewel ze veroordeeld wordt tot de doodstraf overleeft ze en op 22 april 1945 wordt ze vrijgelaten na de geheime onderhandelingen tussen de Zweedse graaf en diplomaat Folke Bernadotte en Heinrich Himmler, de leider van de SS. Ze overleed op 13 oktober 2007 in Brussel. 

Na haar arrestatie blijft de ontsnappingslijn bestaan en uiteindelijk helpt de organisatie bijna 1000 mensen. 287 militairen en 76 burgers  kunnen veilig de overtocht maken naar Spanje  Ongeveer 240 bemanningsleden van vliegtuigen worden tijdens hun ontsnappingspoging gearresteerd. 249 anderen worden wanneer het begin 1944 steeds moeilijker wordt de grens in Frankrijk over te steken verzameld in afgelegen kampen in het bos van Frétéval in Frankrijk en in de Belgische Ardennen, waar ze verblijven tot de bevrijding. Nog 149 anderen vinden onderdak bij diverse Belgische burgers  tot het einde van de oorlog.

Na de oorlog wordt in Engeland een lijst opgemaakt van Belgen die bemanningsleden van gecrashte vliegtuigen geholpen hebben om onder te duiken en te ontsnappen. Er wordt een graad toegekend. Achille Olieu krijgt graad 5, die bedoeld is voor helpers die piloten kort na hun crash onderdak hebben gegeven of zes tot zeven bemanningsleden hebben opgevangen voor een korte periode.



Ondanks de vele arrestaties van medeverzetsleden en vrienden die moeten onderduiken blijft Achille Olieu buiten schot. Bemanningsleden opvangen is niet zijn enige hulp aan het verzet. Sedert het begin van de oorlog helpt hij zoals eerder vermeld diverse verzetsorganisaties. Eén daarvan is een organisatie van oud-militairen die tot juni 1942 vooral actief is met het verspreiden van anti-propaganda. Daarna beginen de leden actief te saboteren en helpen ze burgers onderduiken en ontsnappen. De verzetsorganisatie die aanvankelijk naamloos is krijgt in juli 1942 de naam: 'Organisation Militaire Belge de Résistance' afgekort O.M.B.R.

Achille wordt officieel lid van de organisatie begin maart 1943 en zijn lidmaatschapskaart draagt het nummer 2001. De organisatie zal uiteindelijk 3112 ingeschreven leden hebben.



Achille ontwerpt en maakt zelf kraaiepoten om de wagens en vrachtwagens van de Duitsers lekke banden te bezorgen. Ze krijgen in O.M.B.R. de maan 'Pères Achille' mee.




Hij slaat ook honderden kilo's explosieven op die hij daarna aan het Franse maquis bezorgt. Hij zoekt ook uit hoe sabotagemateriaal kan gebruikt worden. Eén van die sabotagedaden die O.M.B.R veel gebruikt is simpel maar efficient. Leon Pierart uit Bosvoorde, ook lid van O.M.B.R. vindt een product uit waarmee de motor van auto's, vrachtwagens en vliegtuigen, electrische motoren, locomotieven en gereedschapsmachines onbruikbaar kunnen gemaakt worden. 

De lokale commandant van Watermaal-Bosvoorde komt op het idee om pastilles te maken van dit product en geeft het de codenaam 'Aspirine'. Om bij een eventuele controle de aandacht van de pastilles af te leiden laat hij doosjes maken met de naam 'Voxaline' erop. Ze hebben een ontstekingsremmende en verdovende werking. De doosjes worden daarna bezorgd aan vrijwilligers die op een vliegveld, in een garage, fabriek of bij de spoorwegen of in een benzine- of oliedepot werken. Ze kunnen daarna ongemerkt één of meerdere dragees in de tank van auto's, vrachtwagens en tanks of in de reservoirs van depots of  vliegvelden laten verdwijnen.

Hieronder: Een doosje Voxaline met de naam van Apotheek Gripekoven op de Kiekenmarkt 37-39 in Brussel. De dragees bevatten zogezegd menthol, cocaïne en borax. Er is nu nog altijd een apotheek gevestigd op dit adres.



Nadat in het najaar van 1943 veel van de commandanten en leden van O.M.B.R. aangehouden zijn helpt de organisatie vooral andere verzetsorganisaties. Ze doen ook een oproep aan alle burgers om zoveel mogelijk sabotagedaden te begaan.



Achille Olieu komt uiteindelijk de oorlogsperiode door zonder ooit opgepakt te worden. De vele vrienden of medeverzetsleden die wel aangehouden worden vernoemen of verraden hem dus niet. Na de oorlog wordt op 19 september 1945 bij besluitwet voorzien in 'Controlecommissies der hoedanigheid van Weerstander' (artkel 1 Statuut van de Gewapende Weerstand). Op 8 oktober wordt bij besluit van Regent Prins Karel een 'Dienst van de Weerstand' opgericht, die de verzetsleden kan erkennen. Er wordt een termijn van twee jaar vooropgesteld maar door het vele (papier)werk wordt die termijn op 14 oktober 1947 verlengd voor een periode van ten hoogste drie jaar. Achille wordt op 4 juli 1947 erkend als 'Gewapende Weerstander'.


Bij Koninklijk Besluit van 15 oktober 1947 wordt de  Medaille van de Weerstand, op 16 februari 1946 ingevoerd, toegekend aan Achille. 



Op 13 maart heeft hij ook al een brief geschreven naar het Ministerie van Landsverdediging om te vragen of hij als ereluitenant recht heeft op een oorlogsonderscheiding. Op 10 april wordt hem geantwoord dat hij op 15 november 1939 al de hoogste onderscheiding heeft ontvangen waar hij aanspraak kan op maken, het Kruis van Officier in de Kroonorde.



In februari 1949 draagt de verzetsbeweging O.M.B.R. Achille voor voor het 'Oorlogskruis 1940'. Voor O.M.B.R. ondertekent Georges Allaert, de nationale commandant van de verzetsorganisatie en voor de Weerstandsdienst kolonel De Ridder. 




Op 10 augustus wordt bij Koninklijk Besluit het Oorlogskruis 1940 toegekend aan Achille. Hij haalt de medaille af in het bureel van de Weerstandsdienst. Op 24 september wordt het bijbehorend brevet verzonden naar de Pagodenlaan.


In 1958 ontvangt hij nog een aantal speldjes die op het lint van de medaille kunnen aangebracht worden. Zijn dochter Simonne neemt ze voor hem in ontvangst. Achille overlijdt 7 jaar later op 16 augustus 1965 in Etterbeek.


Zo eindigt het verhaal van Achille Olieu, die zich tijdens beide Wereldoorlogen met gevaar voor eigen leven inzet om de indringers uit zijn land te verdrijven.

In een volgende post het verhaal van 'Reine Stoop' uit Gullegem, de overgrootmoeder van Achille Olieu.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten