dinsdag 15 maart 2016

1847 : Hongersnood en tyfusepidemie in Gullegem

  • In de eerste 3 decennia werkte bijna de helft van de bevolking als wever of spinster.Dit werd toen nog thuis gedaan.De Industriële revolutie vanaf 1830 bracht daar grote verandering in.De thuisnijverheid stortte in.
  • In de jaren 1840 moesten méér dan 1000 inwoners op een totaal van 3500 in Gullegem een  beroep doen op steun van het Bureel van Weldadigheid of op de Burgerlijke Godshuizen.
  • En toen wachtte er nog een groter drama. Eerst mislukten de koolzaadoogst en de wintertarweoogst door de uitzonderlijk strenge winter van 1844-1845.Het vroor die winter onafgebroken van begin december tot einde maart!


  • Om dit tekort op te vangen werden in 1845 extra aardappelen geplant en de oogst beloofde eerst voldoende te zijn.Maar toen gebeurde in juni 1845 het volgende zoals een krant schreef:"in minder dan een paar dagen is tijd op de hoop op een flinke aardappeloogst verzwonden.De landbouwers kunnen zich niet herinneren ooit dergelijk fenomeen te hebben meegemaakt." Een aardappelplaag vernielde de oogst en al heel vlug heerste er hongersnood in Gullegem (en omstreken) Er werd volop gebedeld en iedere dag waren er opstootjes. Op 14 oktober 1845 werd een Burgerwacht opgericht in Gullegem die dag en nacht moest patrouilleren om rooftochten te verkomen.
  • Nog was het einde van de ellende niet in zicht.In 1846 werd de roggeoogst vernietigd door korenbrand.De mensen,meestal wevers en spinsters begonnen in grote getale te sterven.En toen barstte de tyfusepidemie los.
  • "Tyfus is een besmettelijke bacteriële ziekte die in onhygiënische omgevingen wordt verspreid. Dit kan zijn van mens tot mens of via besmet eten, drinken of sanitaire voorzieningen. Sommige mensen kunnen besmet zijn zonder daar zelf de lasten van te hebben. Dit betekent dat ze het meedragen en anderen daardoor kan infecteren met de ziekte." Het ging hier om buiktyfus, een ziekte die nu ook nog veel voorkomt in Afrika, Zuid-Amerika en Azië.Symptomen ervan zijn hoge koorts, gebrek aan eetlust, hoofpijn en pijn elders in het lichaam, griepachtige klachten, huiduitslag , slapte, braken, buikkrampen.Nog ernstiger zijn de complicaties zoals uitdroging, darmperforatie, longontsteking, hartproblemen en interne bloedingen..
  • De hygienische omstandigheden in de kleine arbeiderswoningen waren meestal verschrikkelijk.Flessen werden gewassen met besmet slootwater.Sanitair was zo goed als onbestaande.De fel verzwakte bevolking was een gemakkelijke prooi voor de epidemie. Iedere maand stierven er meer mensen.In de maand maart bijna 60. De plaatselijke autoriteiten sloegen alarm.Er woonden ook geen artsen in Gullegem in die periode..
  • In Kortrijk werd een spoedvergadering belegd en er werd unaniem besloten dat onmiddellijk een noodhospitaal moest opgericht worden in Gullegem. Naast de inrichting van dit hospitaal werden ook een aantal hygiënische maatregelen uitgevaardigd: bedeling van drinkwater,voedsel en proper linnen, kalken van de huizen, en het reinigen van de open straatriolen. Zo werd tegen eind juli de epidemie teruggedrongen. Maar na 6 maanden epidemie was bijna 8% van de verzwakte Gullegemse bevolking gestorven.
  • Ook verscheidene Olieu(x)'s lieten het leven in deze hongersnood en epidemie.Het gezin van Petrus Joannes Olieu (°1771) en Maria Brigitta Huysentruyt werd het hardst getroffen.Petrus Joannes en Maria Brigitta trouwden in 1807 en hadden 11 kinderen gekregen, 8 meisjes en 3 jongens. Begin 1846 waren de 8 meisjes nog in leven, 2 van de jongens waren al overleden.De oudste dochter Amelie Françoise Olieux stierf als eerste op 39-jarige leeftijd in juni 1846.Moeder Maria Brigitta stierf verzwakt door de hongersnood in december 1846.Dochter Barbara Olieux ,33 jaar was de volgende in mei 1847. In juni tenslotte stierven vader Petrus Joannes Olieux, een dag later zijn dochter Theresia Olieux,35 en 2 weken daarna dochter Maria Anna Olieux 31 jaar ! Ook een broer van Petrus stierf in juni 1846, net als nog andere familieleden. Vader, moeder en 4 dochters overleden dus in 1846 en 1847.
 
Overlijden Marie Anne Therese Olieu op 25 juni 1847
 
  • Op het volgende staafdiagram kunt u de evolutie van het sterftecijfer in Gullegem volgen van 1830 tot 1850.Dat cijfer schommelt gewoonlijk licht maar in 1847 bereikt het een recordhoogte.
 
 
  • De overlijdenscijfers tonen duidelijk aan hoe hard de combinatie van ondevoeding en epidemie toesloegen:  1845:104 - 1846:161 - 1847:301 - 1848:100
  • Dokter L. Lagae die in het comité voor hulp aan Gullegem zat schreef na afloop een boek over de tyfusepidemie in West-Vlaanderen. Hij voegt er ook een aantal tabellen aan toe.Onder andere één met de aantal sterfgevallen tussen 1 januari en 17 juli 1847.Hij maakt een onderscheid tussen 'armen' en 'burgers'.
 
 
  • Hij telt in die periode 248 overlijdens.Slechts 29 ervan zijn gegoede burgers, 219 zijn armen.Een groot deel van de burgers overlijdt dan waarschijnlijk nog aan andere oorzaken dan de epidemie.Dit bewijst nogmaals dat het bijna exclusief de armen waren die te lijden hadden door de hongersnood en de de epidemie.De gegoede burgers die in hygienische omstandigheden leefden en ondanks de hongersnood evenveel konden eten als te voren,hadden niet veel last van de epidemie.De Olieux's behoorden net als het grootste deel van de andere Gullegemnaars tot de groep van armen. De prijs die ze ervoor betaalden was zwaar.
 
  • Ook in Nederland schrijft men in de kranten over de hongersnood en epidemie
                               De Nieuwe Rotterdamse Courant spreekt p 7 april 1847 over 'de rotkoorts'
 
 
                               De 'Vlissingchse Courant' van 12 mei 1847 bericht:
 
 
 
                                  De 'Utrechtse Courant' schrijft op 23 december 1846:
 
 
 
                             Dezelfde Utrechtse Courant op 9 februari 1848:
     
     
 
 
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten