vrijdag 27 oktober 2017

Diefstal in het Vogelschorre deel 6 - voor de rechtbank

13 september 1822 - Requisitie van de officier van justitie in Goes

In deel 5 zagen we hoe onderzoeksrechter Ermerins zijn onderzoek naar de diefstal in het Vogelschorre op 20 augustus 1822 beëindigt. Hij heeft er iets meer dan drie maand aan gewerkt. Hij zendt die dag een verslag van zijn onderzoek naar het Openbaar Ministerie in Goes. De officier van de Rechtbank van Eerste Aanleg maakt op vrijdag 13 september de requisitie op van het Openbaar Ministerie, voor de Kamer van Beraadslaging.



Hieronder: Transcriptie van de requisitie van de officier van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Goes



Hierboven: Handtekening van Josias de Backer, onderaan de requisitie. Josias is in 1822 vijfenveertig. Hij wordt op 17 augustus 1787 geboren in Axel. Hij huwt in juni 1816 in Terneuzen met Elisabeth Cristina Alvarez, dochter van Pieter Alvarez, ex-burgemeester van Terneuzen en Axel. Rond 1815 wordt hij benoemd tot rechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg in Goes en in 1817 tot officier van justitie. Hij blijft die functie uitoefenen tot zijn overlijden in 1850. Twee maand voor het ondertekenen van de requisitie tegen de 9 verdachten is hij lid geworden van de Provinciale Staten van Zeeland. Hij overlijdt in 1850.





13 september 1822 - Kamer van Beraadslaging in Goes.

De Kamer van Beraadslaging komt nog dezelfde dag samen. François Nicolaas van der Bilt is president. Hij wordt geassisteerd door Bartholomeus Hubertus Janssen en Joannes Jacobus van Deinse. Deze laatste is procureur. Ze zijn alledrie nog jong. François van der Bilt is 36, Bartholemeus Janssen en Joannes van Deinse zijn beiden 31. Bartholomeus Janssen huwt een maand later op 16 oktober 1822 in Terneuzen met Pieternella Alvarez, de zuster van Elisabeth Cristina. Hij wordt zo de schoonbroer van officier van justitie Josias de Backer, die de requisitie heeft opgesteld. De 52 jarige Jacobus de Kanter is griffier (na zijn overlijden in januari 1821 wordt Pieter Hendrik Saaijmans de nieuwe griffier).



Hierboven: van links naar rechts handtekeningen van Bartholomeus Hubertus Janssen, François Nicolaas van der Bilt, Joannes Jacobus van Deinse en daaronder Jacobus de Kanter.



Het rapport van onderzoeksrechter Ermerins en de requisitie van officier de Backer worden gelezen en besproken. Er wordt besloten dat het onderzoek voldoende heeft bewezen dat de 9 beklaagden zich op zaterdag 27 april in de nabijheid van het hoevetje van Abraham Dees, in het Vogelschorre, bevonden. Verburg en Ellegheer hebben de diefstal in het schuurtje gepleegd. Er is echter onvoldoende bewijs dat ze het schuurtje hebben opengebroken en er dus sprake was van uitwendige braak. De getuigenis van Geetrui Dees dat haar moeder zwak in haar hoofd is en niet kan bevestigen dat ze het schuurtje wel degelijk afsloot toen ze vertrok, heeft hiervoor ongetwijfeld de doorslag gegeven.


Verder wordt alles uit de requisitie van officier Josias de Backer als voldoende bewezen beschouwd.

Daarna volgt een lijst van de negen verdachten met hun signalement:
Hieronder: Het signalement van de vier vrouwen.



13 september Goes

Op 13 september wordt er door de Rechtbank van Eerste Aanleg in Goes een bevel uitgevaardigd dat de negen verdachten moeten overgebracht worden van Goes naar het Huis van Arrest in Middelburg, de hoofdstad van Zeeland. In een 'Huis van Arrest' werden personen opgesloten die werden aangeklaagd voor een Rechtbank van Eerste Aanleg of het Hof van Assisen.

16 september 1822 - Gevangenistoren stadhuis Goes

Op maandag 16 september bezorgt deurwaarder Alexander Courlois een afschrift van de verordening van de Kamer van beraadslaging, aan de 9 beklaagden.




Hieronder: lijst van deurwaarders in het arrondissement Goes in 1822.


Op maandag 16 september maakt griffier Pieter van Dalen een staat op van de gerechtskosten. Die bedragen 57 gulden en 60 cent. 




20 september 1822 - Middelburg

Op vrijdag 20 september komen de 9 toe in Middelburg en worden in afwachting van hun proces opgesloten in het Huis van Arrest. Dit bevond zich waarschijnlijk in het 's Gravensteen op de Lange Burg, waar vooral personen die nog voor de rechtbank moesten verschijnen werden ondergebracht. Het gebouw werd in 1827 afgebroken, waarna het Huis van Justitie, het Huis van Arrest en het Provoosthuis samen onderdak vonden in de gebouwen van het Tuchthuis aan de Kousteensedijk.




20 november 1822 - Kamer van Beschuldiging Hoog Gerechtshof 's Gravenhage (Den Haag)

Hieronder: Twee maand later komt op woensdag 20 november in s' Gravenhage de Kamer van Beschuldiging samen. 



Baron Alexander Wilhelmus Josephus Johannes van Hugenpoth tot Aerdt is de kamerpresident. Hij is 42 in 1822 en geboren in Markelo. Hij wordt geassisteerd door de raadsheren Johan Hendrik Swellengrebel (65 en geboren in Utrecht), Gerlof Jacob Jordens (51 en geboren in Deventer), Jacobus Tieboel (57 en geboren in Makkum) en Benjamin Petrus van Wesele Scholten (60 en geboren in Amsterdam). Jacobus Cornelis Bijleveld (30 en geboren in Gorinchem) is commies-griffier

Hieronder: Baron Alexander van Hugenpoth tot Aerdt.



Hieronder: Benjamin Petrus van Wesele Scholten geschilderd door Cornelis Kruseman in 1827. Hij werd op 1 december 1813 benoemd tot Raadsheer van het Hoog Gerechtshof.





Na beraadslaging worden de negen verdachten in staat van beschuldiging gesteld. Ze hebben zich allemaal schuldig gemaakt aan bedelarij. Livinus Elegheer en Francis Verburg worden verder beschuldigd van diefstal gepleegd door meer dan één persoon en door middel van inwendige braak in de aanhorigheid van een bewoond huis. Louis Quicke en Louis Hebbelinck zijn opzettelijk behulpzaam geweest en hebben zo de diefstal gemakkelijker gemaakt en zijn ook samen met Jacobus Beeckman, Theresia Samay, Lucia Olieux, Pieternella Munster en Constantia Deprez  medeplichtig aan de diefstal door het verbergen en helen van het gestolene, terwijl ze op de hoogte waren dat het om gestolen goed ging.

De Kamer van Beschuldiging verwijst hen dan ook naar het Hof van Assisen in Zeeland. Er wordt bevolen dat de beklaagden moeten overgebracht worden van het Huis van Arrest in Middelburg naar de gevangenis van het Hof van Asssisen. Deurwaarder Johan Isaac de Winter bezorgt de beklaagden een afschrift van het besluit van de Kamer van Beschuldiging.

21 november 1822 - 's Gravenhage

Op 21 november maakt de Procureur Generaal de akte van beschuldiging op.





Deurwaarder John Isaac de Winter bezorgt ook van deze akte van beschuldiging een afschrift aan de negen beklaagden in het Huis van Arrest. Ze worden overgebracht naar het Huis van Detentie en worden daar ingeschreven in het Signalementsregister onder de nummers 715 tot 723.


28 november 1822 - Middelburg

Op donderdag 28 november begeeft de 64-jarige Constantijn Jan Danckaerts, president van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Middelburg zich naar het Huis van Detentie, in gezelschap van commies-griffier Michiel de Sutter. Hij doet dit als plaatsvervanger van Jan Mossel van Stralen, raadsheer bij het Hoog Gerechtshof in Den Haag sedert 1813, die het proces van de negen beklaagden voor het Hof van Assisen zal voorzitten. 



Hij vraagt aan de beschuldigden hun naam, voornaam, ouderdom, geboorteplaats, woonplaats en beroep. Daarna vraagt hij waarom ze opgesloten zijn. Na opsomming van de redenen daarvoor verklaren Francis Verburgh, Livinus Ellegheer, Louis Quicke en Louis Hebbelinck, dat ze schuldig zijn aan de hun ten laste gelegde feiten. De andere vijf pleiten onschuldig te zijn. Ze blijven alle negen vasthouden aan de antwoorden die ze tijdens de verhoren hebben gegeven.



Daarop informeert Constantijn Danckaerts bij de beklaagden of ze voor hun verdediging al een advocaat hebben gekozen, wat natuurlijk niet het geval is. Ze krijgen dus een advocaat toegewezen. De 28 jarige Johannes Jacobus Berdenis van Berlekom uit Middelburg zal hun verdediging tijdens het proces op zich nemen. 



Johannes Jacobus van Berlekom wordt op 20 december 1794 in Middelburg geboren en ingeschreven in het geboorteregister van de Nederduitse Hervormde Gemeente. 
Hieronder: Uit het Biografisch Woordenboek der Nederlanden' door A.J. van der Aa



Bij zijn aanwijzing als advocaat van de 9 beklaagden van de diefstal bij Abraham Dees is hij pas 6 maand daarvoor gehuwd met Maria Catharina Ermerins. Heronder: Handtekeningen van Johannes van Berlekom en zijn vrouw onderaan hun huwelijksakte.



Hieronder: Er bestaat geen afbeelding van Johannes Jacobus, maar in zijn militiedocumenten vinden we een signalement terug. Er wordt vermeld dat zijn mond mismaakt was. 


Johannes Jacobus zal maar 4 jaar het beroep van advocaat uitoefenen. In 1824 wordt hij benoemd tot rechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg in Middelburg. 

Hieronder: Het proces-verbaal van 28 november wordt ondertekend door rechter Constantijn Danckaerts, griffier de Sutter, en de enige twee van de negen beklaagden, die kunnen schrijven, Louis Hebbelinck en Pieternella Munster.


25 - 28 - 29 november 1822

Constantijn Jan Danckaerts dagvaardt ook de getuigen die op het proces moeten aanwezig zijn. De datum daarvan is ondertussen vastgesteld op dinsdag 3 december. Op 25 november dagvaardt Danckaerts, Abraham Dees en zijn dochter Geertrui. Deurwaarder Abraham Raymond bezorgt de dagvaarding aan Abraham Dees op vrijdag 29 november. Hij verneemt daar dat zijn dochter Geertrui ondertussen verhuisd is en nu werkt en woont bij landsman Jacobus Poppe in Hoek. 


Op 25 november worden ook drie personen uit Brugge gedagvaard:
- Maria Allaert, de vrouw van zilversmid Pieter Naert
- Franciscus van den Hauwe, oud ijzer handelaar
- Joanna Hilderson, vrouw van Franciscus van den Hauwe en oude klerenkoopster


De dagvaardingen worden afgegeven door deurwaarder Petrus Jacobus Wallyn uit Brugge. Die is pas sedert 14 oktober benoemd tot deurwaarder bij de Rechtbank van Eerste Aanleg in Brugge.





Op 29 november bezorgt deurwaarder Johan Isaac de Winter de lijst van opgeroepen getuigen door de Procureur Crimineel aan de 9 beschuldigden.



3 december 1822

Op dinsdag 3 december verschijnen Lucia Olieux en de 8 anderen voor het Hof van Assisen in de gehoorzaal van het Hof van Assisen in het stadhuis van Middelburg.


De markt en het stadhuis van Middelburg door Hendrik Schaap


Het Hof van Assisen wordt voorgezeten door de 45-jarige  Jan Mossel van Stralen, raadsheer bij het Hoog Gerechtshof in s' Gravenhage. Hij komt uit een vooraanstaande familie in Enkhuizen en wordt in 1814 benoemd tot raadsheer. Hij is in 1799 gehuwd met Theodora Agneta van Oldenbarneveld genaamd Witte Tullingh, en ze wonen in 1822 in het Korte Voorhout in Den Haag.

Hij wordt bijgestaan door 4 leden van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Middelburg. Het gaat om


Constantijn Jan Danckaerts (64 en geboren in Middelburg) president 
Jan Adriaan (Jean Adrien) Modera (57 en geboren in Tholen) vice-president 
Jan Adriaan Moens (56 en geboren in Colombo, Ceylon) rechter
Paulus Johan van der Mandere (43 en geboren in Middelburg) rechter

Hieronder: Handtekening van de vijf rechters en griffier Michiel de Sutter



Na opsomming van de misdaden van de negen beklaagden volgens de akte van beschuldiging, opgemaakt door de Procureur Generaal van het Hoog Gerechtshof op 20 november, worden de vijf opgeroepen getuigen gehoord. Daarop volgt het requisitoir van de Procureur Crimineel. 

Gevraagde straffen in het requisitoir



De verdediging

Daarna is het de beurt aan advocaat Berdenis van Berlekom. Zijn argumenten ter verdediging worden niet in het Arrest opgenomen. We weten dus niet hoe hij pleit. We kunnen wel raden wat hij als verdediging van de negen aanvoert. De vier hoofdverdachten Verburgh, Ellegheer, Hebbelinck en Quicke hebben alle vier toegegeven schuldig te zijn aan de hun ten laste gelegde feiten. Veel kan Van Berlekom niet voor hen doen. Hij kan het argument gebruiken dat Verburgh, Ellegheer en Quicke de feiten bij een eerste verhoor onmiddellijk hebben toegegeven en hebben meegewerkt. Alleen Hebbelinck heeft herhaaldelijk ontkend dat hij deelnam aan de diefstal.


Voor Jacobus Beeckman vraagt hij ongetwijfeld de vrijspraak. De 4 andere mannen hebben verklaard dat ze hem zwijggeld hadden aangeboden, maar dat ze hem dat achteraf niet hebben overhandigd. Beeckman zelf is blijven volhouden dat hij niets afwist van de diefstal. 


Voor de 4 vrouwen kan hij verzachtende omstandigheden pleiten. De vrouwen waren volgens alle verklaringen vooraf niet op de hoogte van de diefstal. Ze werden achteraf voor een voldongen feit gesteld. Ze aten mee van de gestolen honing, spek en worst, en een paar van hen kregen geschenken die betaald werden met het geld van de verkoop van de gestolen goederen.


De uitspraak

De vijf rechters spreken Jacobus Beeckman als enige vrij. Alle anderen worden schuldig bevonden aan de feiten die hen ten laste worden gelegd. De negen worden wel vrijgesproken van bedelarij.




Uitgesproken straffen

Francis Verburgh en Livinus Ellegheeer krijgen als daders elk een gevangenisstraf van 8 jaar en moeten op een schavot vastgebonden worden aan een paal en gegeseld worden.

Louis Hebbelinck
en Louis Quicke krijgen als medeplichtigen elk een gevangenisstraf van 7 jaar en moeten gedurende een uur tentoongesteld worden op een schavot, met een papier op de borst gespeld, waarop hun misdaad wordt vermeld.

Voor de vrouwen houden de rechters rekening met verzachtende omstandigheden. Hun straffen verschillen echter.
- Theresia Samaay, die de mannen voorstelde een deel van de gestolen goederen in Brugge te verkopen, waar ze een aantal adressen kende van aankopers, krijgt een gevangenisstrad van twee jaar.
- Pieternella Munster en Constantie de Pré die na de diefstal en verkoop van de goederen zijn blijven optrekken met Francis Verburgh en Louis Hebbelinck krijgen elk een gevangenisstraf van 18 maanden.
- Lucia Olieux krijgt de lichtste straf en wordt veroordeeld tot één jaar opsluiting. Ze heeft als enige aan het einde van haar verhoor verklaard dat ze spijt heeft van het gebeurde en niet goed besefte wat er aan de hand was. Ze heeft echter samen met haar vrijer Ellegheer het geld van de verkoop van zijn deel van de gestolen goederen opgemaakt aan drank en eten in herbergen. Ze komt er dus vanaf met een gevangenisstraf van één jaar.



In deel 7: De gevangenisstraf


Geen opmerkingen:

Een reactie posten