dinsdag 28 juni 2016

De zonen van Petrus Jacobus Olieux in het Nederlandse leger deel 3 - Francois

Francois Olieu, is een eenvoudige jongen.Hij wordt in Gullegem geboren tussen Kerstmis en Nieuwjaar op 27 december 1803.Hij groeit op bij zijn ouders die een eigen huisje hebben op het Hoge in Gullegem.Het kan alleen langs een aarden weg bereikt worden.Zijn moeder overlijdt wanneer hij 5 is.Zes maanden later huwt zijn vader opnieuw en Maria Theresia Verborg wordt zijn stiefmoeder.Hij heeft alleen maar broers, 2 oudere, Petrus Jacobus en Joannes Ludovicus en 1 jongere, Constantin.Dicht bij hun woont zijn oom Petrus Franciscus, die al sedert 1810 weduwenaar is.Die heeft 7 kinderen, 4 jongens en 3 meisjes, neefjes en nichtjes dus waar Francois ook mee opgroeit.In 1812 overlijdt zijn grootvader Jacobus Olieu op 78 jarige leeftijd.Zijn eerste vrouw Maria Josepha Van Nieuwenhuyse is dan al 20 jaar overleden.Hij is daarna hertrouwd met Maria Josepha Lemajeur.Francois heeft haar dus altijd gekend als zijn grootmoeder.Ze komt na 1812 ook inwonen bij het gezin van Francois.Hij gaat niet naar school, en kan dus net als zovele andere kinderen niet lezen of schrijven.Ook zijn broers, ouders,nonkels, tantes en grootouders, de ganse familie is ongeletterd.Zijn ouders die het nooit anders hebben gekend, zien er ook nu het nut niet van in hun zonen te leren lezen en schrijven.Dat is alleen goed voor de notabelen van de gemeente.
 
Francois wordt geboren in een woelige periode.De Fransen zijn ook in Gullegem baas, maar als kind merkt hij daar waarschijnlijk weinig van.Wanneer hij 11 is ziet hij ze vertrekken en Gullegem wordt een deel van het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden.Willem I wordt koning.Veel maakt het niet uit.Francois moet zodra het kan helpen bij het werk in en rondom het huis.Misschien heeft hij zijn ouders wel eens horen praten over de bloedwet, maar veel aandacht zal hij er niet aan geschonken hebben.
 
Na het vertrek van de Fransen hopen misschien ook vele ouders in Gullegem dat hun zonen niet meer het leger in moeten.Maar Willem I en zijn regering zijn vast van plan dit systeem te blijven hanteren.Ze willen een staand leger, een nieuwe nationale militie om over de diverse regio's te waken, en daar bovenop ook nog een Koloniaal leger, dat in Oost-Indië de Nederlandse belangen kan beschermen.In 1815 vindt de eerste lottrekking plaats.Francois is dan pas 12, maar hij ziet zijn 7 jaar oudere broer Petrus Jacobus, als plaatsvervanger vrijwillig dienst nemen en Gullegem verlaten.Later zal hij horen dat Petrus naar het verre Oost-Indië is vertrokken.Hij zal hem nooit meer terugzien of weten dat hij in 1819 al overleden is.
 
Ook hijzelf zal er niet onderuit kunnen.Het jaar dat hij 19 wordt moet hij naar de gevreesde 'loting'.Zijn ouders, familie en hijzelf kijken er zeker niet naar uit, maar in het voorjaar van 1822 is het zover.Eind februari moet hij samen met de andere Gullegemse 19-jarigen naar Moorsele, waar de lottrekking plaatsvindt.Waarschijnlijk hebben ze thuis nog een paar kaarsjes aangestoken voor de goede afloop.Samen met de anderen moet hij het lotingslokaal binnen.Familie mag niet mee naar binnen.De militiecommissaris leest nog eens de voorwaarden voor vrijstelling voor en wijst er ook nog eens op dat er kan gebruik gemaakt worden van een plaatsvervanger of plaatsverwisselaar, maar daar moet Francois niet op rekenen, want zijn ouders hebben daar het geld niet voor.Hij kan ook geen beroep doen op een broederdienst, want zijn broer Petrus Jacobus is een plaatsvervanger.Alleen de broers van diegene die vervangen is kunnen dat inroepen als reden voor vrijstelling.Louis Vantomme heeft dat trouwens al gedaan in 1818.Hij is de broer van Eugenius, die zich heeft laten vervangen door Petrus Jacobus Olieux.Dit is hem niet gelukt omdat er geen bewijs is dat die nog ergens in dienst is, en de ouders van Louis moeten tenslotte op zoek naar een nieuwe vervanger voor Louis, om hem uit het leger weg te houden.
 
Velen worden vrijgesteld omdat ze te klein zijn.De vereiste minimumlengte voor een milicien is 1,56 meter.Francois heeft ook hier geen geluk, hij is 1,57 meter.Het enige waarop hij dus kan hopen is een hoog nummer trekken.Er zijn in 1822, 44 nieuwe ingeschrevenen.De 12 die bij vorige lichtingen een te laag nummer hebben getrokken, maar al één of meerdere keren vrijstelling hebben gekregen, krijgen de nummers 1 tot 12 toebedeeld.Het laagste nummer dat de nieuwelingen kunnen trekken is dus 13.Er is een lottrekking in iedere gemeente en stad, en die leveren allemaal een aantal miliciens, volgens hun inwonersaantal.Het aantal lotelingen dat in dienst moet hangt ook altijd af van het aantal vrijwilligers dat in ruil voor handgeld dienst heeft genomen.Het maakt het Nederlandse leger niet uit hoe ze er aankomen, maar ze willen een vooropgesteld aantal miliciens per regiment.Voor het koloniaal leger moeten ze een extra inspanning doen, want lotelingen kunnen niet verplicht worden daarbij dienst te nemen, en dus wordt er veel reclame gemaakt voor het handgeld dat de vrijwilligers ontvangen bij het in dienst treden.
 
Uit ervaring weet men dat in Gullegem een 10 tot maximum 15 lotelingen ook effectief in dienst zullen moeten.Vanaf nummmer 30, 31 zou je dus al veilig kunnen zijn.Maar Francois heeft geen geluk, waneer zijn biljet wordt opengevouwen, wordt het nummer 20 voorgelezen.Hij is er bij.Nu moet hij zijn familie die buiten of thuis afwacht op de hoogte brengen.Het wordt een lange weg terug naar huis.De gelukkigen die een hoog nummer hebben getrokken kunnen breedlachend terug.De anderen weten dat ze al bijna 25 gaan zijn, voor ze terug vrij zijn, want de dienstplicht bedraagt 5 jaar.Het moet voor vader Jacobus een harde dobber zijn.Nadat zijn oudste zoon vrijwillig heeft dienstgenomen, moet een andere nu verplicht het leger in.Daarenboven heeft hij al jaren niets meer van zijn oudste zoon vernomen.Er zit niets anders op dan dat Francois zijn 5 jaar dienst uitdoet en dan naar huis terugkeert.Na een paar weken wordt de familie op de hoogte gebracht dat hij naar het 6e afdeling infanterie moet.De bataljons van dir regiment zijn in Brugge, Nieuwpoort en Oostende gestationeerd en dat is toch niet zover van Gullegem.Als hij verlof heeft kan hij misschien wel eens naar Gullegem terugkeren.Ein in Brugge woont ook nog Petrus Josephus Franciscus Olieue, de oudste broer van Jacobus.Hij is in 1781 in Brugge gehuwd met Joanna Lousterburgh uit s' Hertogenbosch.Hij is lang marktkramer geweest en heeft onder andere in Lochristi en Lokeren gewoond.Maar hij is in 1822 al 63 en woont al een tijdje definitief terug in Brugge.Francois kan hem dus bezoeken als de gelegenheid zich voordoet.
 
Hij krijgt nog een 2 tal maanden respijt maar begin mei is het zover.Hij vertrekt waarschijnlijk met de 7 andere Gullegemnaars en miliciens van andere gemeenten, vanuit Kortrijk te voet naar Brugge, waar ze allemaal op 4 mei in het stamboek van de 6e afdeling worden ingeschreven.Eén van de acht wordt een paar jaar later ziek en mag naar huis, waar hij overlijdt.De 6 andere Gullegem-miliciens doen hun 5 jaar dienst bij het regiment uit en worden op 10 maart 1827 eervol 'gepasporteerd'.Voor Francois Olieu en zijn ouders wordt het een nachtmerrie....
 
 
Bredasche Courant 27-03-1819
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten